Community

Specifieke tandheelkundige zorg


Tandheelkundige zorg voor mensen met een handicap

Mensen met een handicap hebben vaak specifieke tandheelkundige zorg nodig. Dit kan geboden worden binnen een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT) of bij een tandarts die verbonden is aan een woon/zorg instelling.
De ‘gewone’ tandarts is vaak beperkt toegankelijk (bijvoorbeeld lastig met een rolstoel). Hij heeft meestal weinig ervaring met het behandelen van mensen met een handicap en de mogelijkheden van behandeling zijn beperkt, vooral wanneer mensen niet willen meewerken. Bij veel mensen met een handicap is vooral dit laatste een probleem; ze begrijpen vaak niet wat er gebeurt, zijn angstig of hebben nare herinneringen aan eerder (tand)artsbezoek.

Teamwerk

Binnen een CBT werkt een behandelteam dat op elkaar is ingespeeld. Men heeft ervoor gekozen om met ‘bijzondere doelgroepen’ te werken en volgt bij- en nascholing op het gebied van de bijzondere tandheelkunde.
Bij de behandeling wordt gebruik gemaakt van verschillende mogelijkheden.

  • Rustige, ontspannen, prikkelarme sfeer.
  • Eenvoudige hulpmiddelen, zoals: bijtblok/wig (event. wasknijper), plastic spiegeltje, vacuüm kussen/matrasje, muziek/liedjes zingen.
  • Belonen van positief gedrag.
  • Veel aandacht voor verbale en non-verbale communicatie (ogen, handen, voeten en ademhaling).
  • Psychologische gedragsstrategieën zoals: gewenning, vertrouwd raken met de behandeling, modelling: een broertje, zusje, pop of beer als voorbeeld, tell (uitleggen) - show (laten zien) - do (doen), hypnose en ontspanningstechnieken.
  • Farmacologische hulpmiddelen: lokale verdovingstechnieken (‘tandarts-spuit’; voorverdoven met zalf (zodat jede prik nauwelijks voelt) en pijnvrij behandelen, orale/rectale kalmeringsmiddelen (angst reducerend, rustgevend en gedeeltelijk amnetisch effect), inhalatie-sedatie met lachgas (via een neusmasker toedienen van mengsel van lachgas en zuurstof, hier wordt men rustiger van, wel bij bewustzijn, communicatie blijft mogelijk). Voorwaarde is wel een goede neusdoorgankelijkheid. algehele anesthesie/narcose in samenwerking met een anesthesist en een anesthesie-verpleegkundige in een ziekenhuis of bij een CBT met anesthesie-faciliteiten.

Bij het Cornelia de Lange syndroom

Van de tandheelkundige problemen bij kinderen en volwassenen met het Cornelia de Lange syndroom is nog niet zo heel veel bekend.
Kinderen met een gehemeltespleet worden al vrij jong behandeld door een zogenaamd schi-sis-team, bestaande uit een kaakchirurg, plastisch chirurg, een or-thodontist (‘beugel’tandarts) en vaak ook een KNO-arts.
Een vrij algemeen voorkomend probleem is het knarsen. Aan het knarsen op zich kan niets gedaan worden. Het doel is dan ook niet het stoppen van het knarsen, maar het tegengaan van de slijtage. Als er ten gevolge van het knarsen geen slijtage optreedt, dan is behandeling niet nodig. Als er wel slijtage optreedt dan kan bijvoorbeeld een zachte spalk gemaakt worden: een doorzichtig rubberen plaatje dat over de tanden en kiezen van de bovenkaak past. Een andere mogelijkheid is om op alle tanden en kiezen van de bovenkaak een kapje van wit vulmateriaal te maken. Zowel de spalk als de kapjes kunnen weer kapot geknarst worden, dus deze moeten wel regelmatig gecontroleerd en eventueel vervangen.
Veel kinderen met Cornelia de Lange syndroom hebben last van reflux, dat wil zeggen dat zure maaginhoud terug komt in de mond. Dit is erg schadelijk voor het gebit omdat dit zuur het glazuur oplost. Wat dan ook niet mag is poetsen binnen een uur na de reflux. Wat wel mag is spoelen met water, eventueel met behulp van een monoject-spuitje (verkrijgbaar bij de tandarts) als spoelen niet mogelijk is, of kaas eten/melk drinken. Deze producten zorgen ervoor dat het minder zuur wordt in de mond (ze ‘bufferen’ het zuur). Wat ook geprobeerd kan worden, is dat de tandarts een kunststof laagje aanbrengt op de tand, zodat het glazuur wellicht minder snel oplost (laagje van ‘primer en bonding’). Ook is het mogelijk dat de huisarts medicatie voorschrijft die de maagzuurproduktie remt.
Omdat veel kinderen en volwassenen met het CdL syndroom een enorme fysieke/ lichamelijke afweer hebben, zijn zij vaak aangewezen op een tandheelkundige behandeling onder narcose.

Preventie

Het allerbelangrijkste, en dat geldt voor iedereen is preventie! Het voorkómen van ‘cariës’, ofwel tandbederf/gaatjes kan op verschillende manieren.

  • Maximaal zes ‘zoetmomenten’ op een dag (waarbij een maaltijd als één zoetmoment geldt, maar een glas limonade en een half uur later een snoepje als twee zoetmomenten).
  • Na ieder zoetmoment de tanden/kiezen twee uur ‘rust’ gunnen, dus gedurende twee uur niets eten/drinken (water of suikervrije kauwgom mag natuurlijk altijd).
  • Poetsen met fluoride tand-pasta.
  • Bij iemand die erg gevoelig is voor tandbederf kan de tand-arts regelmatig een laagje op de tanden/kiezen aanbrengen (‘EC40’).
  • Let ook op het kauwgedrag: hoe langer het eten in de mond blijft, hoe slechter het is voor de tanden/kiezen.
  • De tandarts kan ook in de blijvende kiezen een beschermend laklaagje aanbrengen op de groefjes (‘sealing’).
    Ook het voorkomen van tandvleesontstekingen is belangrijk. Dat kan door goed het tandvlees poetsen. Op advies van de tandarts kan men eventueel aanvullend spoelen/sprayen of poetsen met chloorhexidine (corsodyl).
Source:
Page history
Last modified by Gerritjan Koekkoek on 2023/07/05 21:13
Created by Gerritjan Koekkoek on 2010/07/18 20:20

About the website contents

All of the information on this WebSite is for education purposes only. The place to get specific medical advice, diagnoses, and treatment is your doctor. Use of this site is strictly at your own risk. If you find something that you think needs correction or clarification, please let us know at: 

Send a email: info@cdlsWorld.org